Afbeelding

Groot en klein - Column Freddy Klooté

Column

Zo’n 80 jaar geleden kwam ik huilend het inwonertal van onze aardbol verhogen. Huilend, ja. Bommen en granaten vlogen om mijn oortjes. De buurman had ook ons land een ongewenst bezoek gebracht en gebruikte daarvoor niet alleen spierballentaal, maar ook zeer grensoverschrijdend gedrag. Toen de grote landen zich ermee gingen bemoeien, was het gelukkig klaar. Nou ja, wonden dienden gelikt en de term ‘wederopbouw’ deed haar intrede. Een groot land hielp ons daarbij.

De kleuterschooljaren verliepen in alle rust en kleinheid, al haalden de nonnetjes er vaak een hele Grote Macht bij. Bovendien hadden ze handen als kolenschoppen. De aanraking kolenschophand en oortje, leverde vaak een rode kleur op.

De lagere school was pas echt een tijd van groot en klein. Met verbazing keek je als nieuwkomertje op naar die grote jongens, die vaak ook in de zomer al een lange broek droegen. Die durfden dan ook alles. Gek vond ik het dat de grootste “boef” ook de vaste kolenschepper was. Hij mocht onder lestijd alle kachels in het gebouw van kolen voorzien. In het jaargetijde dat toen nog bestond, de winter, zorgde hij dat het in de klassen, waar zo’n dertig kinderen opgestapeld zaten, warm werd. Wie dicht bij de kachel geplaatst was leerde het begrip “zweten als een otter” kennen. De stank van urine in de gangen bleef nog decennialang als dierbare herinnering in je geheugen hangen. De geur van de kleine boodschap.

Ook op de HBS Sint Eloy in Oostburg was er een groot verschil tussen de eersteklassers en de “eindexamenklanten”. Ik heb beide kanten mogen meemaken. Hoe hoger je kwam, wat klas betrof, des te onverschilliger werd je houding. Je wist natuurlijk alles al en die kleintjes keken met zeker ontzag naar je op. Het fietsenhok was de voorloper van wat nu ‘de week van de lentekriebels’ heet.

Op het volgende en laatste onderdeel van de onderwijsweg, de Rijkskweekschool in Middelburg, waren de jaren des onderscheids veelal verdwenen. Toch had je nog vaak het gevoel dat dit door de gezagsdrager achter het bureau nog niet helemaal begrepen was. Bij een uitbrander of straf moest ik vaak aan de nonnetjes denken. Buiten de schoollokalen draaide de aarde verder rond. Tijd om grootschalige gebeurtenissen nauwgezet te volgen had je niet. Er waren andere prioriteiten, zoals eerdergenoemde voorjaarsontdekkingen. Maar, achteraf bekeken, ging alles in ‘n soort zelfde ritme voort. Twee landen in oorlog, één of meer van de grote landen die zich ermee bemoeide en tienduizenden doden verder werd het dan weer vrede. Kleine landen groepeerden zich, maar dat stelde en stelt eigenlijk nog steeds niet veel voor.

Wie nu op de wereldkaart kijkt en de landen waar onvrede is rood kleurt, kan dagelijks naar de kleurpotlodenwinkel lopen om die kleur bij te kopen. Meestal is dat ver weg van de landen die zich beschaafd vinden. Als het wat dichterbij komt, zoals nu op enkele plaatsen het geval is, smeken we een groot land om bij te springen.

Wat wij dan verder doen? Gewoon mopperen op miezerig kleine dingetjes die in ons petieterige land gebeuren. Gewoon groot voelen en klein zijn.

Freddy Klooté