Afbeelding

INGEZONDEN: Notabel

Nieuws 340 keer gelezen

Er was eens een ferme kerel, genaamd Notabel. Hij had een geweldig aanzien. Als beijveraar van de plaatselijke geschiedenis stond hij op nummer één. Omdat eruditie, gelardeerd met komische humor, op het puntje van zijn tong lag, wist hij velen aan zich te binden. Met een imposant voorkomen, een kerstman waardig, barstte hij uit zijn voegen van zelfvertrouwen. Hij verkondigde met verve zijn eigen historische waarheid. Zij die zich zijn vrienden noemden, gedroegen zich als de knipmessende lakeien uit een bekend sprookje.

Notabel wilde graag iets nalaten; hij wilde vereeuwigd worden als een vorst. Daarom bouwde hij aan grondvesten van eeuwige roem. Helaas voor hem, onderging niet iedereen dit even gewillig. Toch wist hij, dankzij de onvoorwaardelijke trouw van zijn vazallen, vorm te geven aan zijn gedachtegoed.

Dat aanzien was hem echter niet genoeg. Hij wierp zich op als de redder van de Heilige Roomse Kerk ter plaatse. Eenmaal bij Petrus zou hij rekenschap geven van een vroom en zinvol leven en linea recta de hemelpoort binnenstappen. Bovendien rekende hij op een heiligverklaring.

De jaknikkers konden zich heel goed verenigen met Notabels gekkigheden, maar ’s zondags massaal de kerkbanken vullen was toch te veel gevraagd. Om hem gunstig te stemmen, schonken ze hem een morsig, quasi-antiek schilderijtje. Ze hadden het op een naburige rommelmarkt op de kop getikt.

Het was rond middernacht. Notabel kon de slaap niet vatten. In een neerslachtige bui pakte hij het lijstje van de secretaire en bekeek het met de blik van een kenner. Een muffe, zurige geur ademde hem tegemoet. Hij wist dat het om een reliekschrijntje ging van Sint Lucia: een afbeelding met daaronder een minuscuul partikel van haar schaambeen. Door emoties overmand, plengde hij bittere tranen op dit konterfeitsel. Plotseling verscheen Lucia in een aura van helder licht. Ze was aangenaam verrast, doch niet in staat haar opwekker te aanschouwen daar ze blind was.

“Wie roept mij?” vroeg ze opgetogen. “Ik,” antwoordde Notabel. Hij wist zich snel te herpakken en verborg zijn verwondering, bang voor gezichtsverlies. “Wat wenst u?” Gretig tastte ze in zijn richting. Notabel deed een stapje terug en nam deze unieke gelegenheid te baat om uitgebreid zijn beklag te doen. Hij was weliswaar een geslaagd man, maar hij leed enorm onder allerlei tegenslagen. Daar had je het plebs, het gewone volk, dat het waagde om te knagen aan zijn gezag. Ook ergerde hij zich aan de vele katten in de buurt, ze pisten in zijn tuin. Het ergste was toch wel dat zijn geliefde moederkerk werd ontsierd door een ongewenst slag volk. Hij kokhalsde bij die gedachte. Omdat hij het gewend was de lakens uit te delen, droeg hij Lucia op deze lui onmiddellijk te verbannen ter voorkoming van een Gomorriaanse ramp.

“Wel,” antwoordde Lucia, niet geheel onder de indruk, “ik help u,” en ze pakte hem liefkozend vast. Hij sidderde daardoor van bezieling en orewoet. Welnu, vrouwe Lucia stelde voor het lijstje te laten rouleren van huis tot huis, van etalage naar etalage. ’s Nachts zou ze haar wonder bij herhaling verrichten. Zo kon het gebeuren dat op kerstavond de vrienden van Notabel wanhopig op de deur van de Luciakerk bonsden. Vanaf die dag zat de kerk barstens vol met rechtgeaarde katholieken. Ze kwamen elke dag en baden vele rozenhoedjes.

Toen Notabel in een vergevorderde staat van ouderdom eindelijk stierf, werd hij voor het hoofdaltaar bijgezet. Tijdens de uitvaart werd hij geroemd als redder van de kerk en stichter van posthistorische vestingwerken, een Philips van Kleef, Johan van Willigen en pastoor Arnoldus Voet ineen. Nog geen tien jaar later bleek zijn graf een helende werking te hebben en werd hij heilig verklaard.

Het reliek van de heilige Lucia kreeg een vaste plek op het zijaltaar. Zij werd dagelijks geëerd met gebeden, verse bloemen en kaarsen. De koster beweerde met stelligheid dat hij haar zag knipogen. Het plebs bleef zitten met een metershoge kademuur waar jaarlijks, bij wijze van traditie, kort voor Kerstmis massaal mocht worden geklaagd. Zo ruimde Notabel het veld, maar de Klaagmuur bleef staan tot in lengte van jaren.

Olga Rikken

Stuur jouw foto
Mail de redactie
Meld een correctie

Uit de krant